Bij het opzetten en leiden van een trambedrijf zoals de Z.V.T.M. komt heel wat kijken. Als je in de geschiedenis duikt kom je de volgende grote onderdelen tegen:
In dit onderdeel besteden we aandacht aan het rijdende materieel Doordat de ZVTM in een groot deel van Zeeuws Vlaanderen actief was zullen veel van de locomotieven, rijtuigen en wagons niet alleen Hengstdijk aangedaan hebben maar hebben ze in de gehele regio hun opwachting gemaakt.
Bij de start in ongeveer 1916 werd geheel met stoomlocomotieven gewerkt. De ZVTM beschikte in de eerste jaren over een mengelmoes van locomotieven. Uit het boek van H.G. Hesslink: “Geschiedenis der tramwegen in Zeeuwsch-Vlaanderen” ontlenen we de volgende informatie.
De ZVTM vroeg in 1913 prijs op voor 8 locomotieven van elk 21 ton. Door de oorlog ging in 1914 de eerste opdracht voor 4 locomotieven naar Jung. Deze vroegen al snel uitstel van levering. Het werd midden 1916 voordat deze vier machines in dienst kwamen. Hier kregen ze de nummers 10 tot en met 13. In de tussentijd werd gereden met gehuurde en tweede hands spullen. De tweedehandsjes kwamen van de IJzendijkse Stoomtram en onder andere uit Bonn en van de aannemer die de lijn had aangelegd. Tussen 1914 en 1921 zijn in totaal 5 stoomlocomotieven gehuurd. De nummering van de ZVTM locomotieven in eigendam loopt van 1 tot en met 29. Het nummer 3 komt twee maal voor. De eerste loc is naar de ZVTM gekomen in 1912, de laatste is in 1950 afgevoerd. Het dienstgewicht in tonnen loopt van 10,0 ton tot 26,7.
Afhankelijk van de locomotief kon met 15 tot 20 beladen goederen wagons trekken met een gemiddelde snelheid van 20 kilometer per uur.
Bij het rollend materieel allereerst de rijtuigen bedoeld voor personenvervoer. Er waren 19 rijtuigen waar zowel een eerste als tweede klas was en één rijtuig met alleen tweede klas. De nummers hiervan waren AB 1-16 en 17-19 en B 17. De lengte per rijtuig was bijna 14 meter, de grootste breedte ongeveer 2,30 meter en de hoogte 3,50 meter. Het aantal zitplaatsen was 33 of 34 afhankelijk van het type, het aantal staanplaatsen was 22.
In 1935 is het nummer AB 19 in eigen beheer omgebouwd tot een motor-electrisch rijtuig met nummer ME 19. In de jaren 1935 en 1936 kwamen ook de nummers 18, 17, 16 en 15 aan de beurt. Met een enkel motorvoertuig kon men een snelheid van 55 kilometer per uur bereiken.
Allereerst noemen we de twee twee-assige bagagewagens met de nummers CD 1 en 2. Ze hadden een draagvermogen van 6 ton en waren voorzien van gasverlichting. Er was verder een CD 3 overgenomen van de IJzSM. Deze laatste was ontstaan uit het samenbouwen van twee twee-assige personenrijtuigen.
Het park gesloten goederenwagens bestond uit 60 twee-assige 10-tons wagens. Het nummer D 15 uit deze reeks was een paardenwagen. De nummers D 16 tot en met D 40 in 1918 overgenomen van het Engelse leger uit de overtollige voorraden.
In 1914 werden 110 open wagons besteld. Hiervoor werd per wagon 819 gulden betaald. Van de 110 wagons bestelde wagons werden er door de oorlog slecht 30 afgeleverd. De rest werd door de Duitsers gevorderd. Het draagvermogen van deze open wagons was 10 ton. In 1916 konden hierdoor vele tonnen bieten en vlas niet worden vervoerd, zodat men paarden en wagens moest inhuren.
De nummering van de open wagons loopt tot en met E 153. Verder waren er een aantal 4-assige wagons met de nummers F 1 tot en met F 15. Allen gebouwd in Wagonfabriek Bremen in 1916. Verder het nummer F 21 Bij deze open wagons had men nog 5 4-assige zelflossers met de nummer FZ 1 tot en met 5.
In het park van de ZVTM waren nog wagons opgenomen van de 4 suikerfabrieken uit de regio. In de kleur donkergroen waren er van de suikerfabriek uit Moerbeke 47 goederen wagons met de nummers MB 1 tot en met 47. De suikerfabriek van F. Wittouck gaat het om 70 wagons met de nummers FW 201 tot en met FW 270. De kleur hiervan was bloedrood. Van de Suikerfabriek Sas van Gent gaat het om 40 lichtgroen wagons genummerd SS 1 tot en met SS 40. De 20 gele wagons waren van de Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek hadden de nummers CBS 1 tot en met CBS 20.